Zoektocht

De tijd is hij volledig kwijt. Voor zijn gevoel loopt de gebochelde man al dagen te dwalen. En waarheen? De paden en wegen lijken allemaal op elkaar in de zengende hitte.

Het interesseert hem echter niet meer. Gewoon lopen daar waar zijn voeten hem brengen. De man is tot in den treuren uitgejouwd door zijn dorpsgenoten. Hij begrijpt alleen niet waarom, want hij leeft een teruggetrokken bestaan. Op zichzelf aangewezen en niemand tot last. Hij kon niet anders dan gaan, weg van het nawijzen, weg uit zichzelf…

Het dolen breekt hem op. De man is intens moe wanneer hij op zijn knieën in het gras valt bij het heldere kabbelende beekje. Hij schept het water met volle handen eruit, overspoelt zich met het koele water en verslikt zich in zijn gulzigheid als hij ervan drinkt. Met een gevulde veldfles, maar nog altijd verdwaasd, vervolgt hij zijn pad. Een fietser moet voor de man uitwijken en roept hem boze woorden toe. Het lijkt de gebochelde man niet te deren. Gepokt en gemazeld als hij is door de jarenlange verwensingen van iedereen.

“Help, help”, klinkt het ineens aan zijn linkerzijde. “HELP, HELP ME DAN!” Vanuit zijn kromme houding ziet hij een oude vrouw liggen in een onnatuurlijke houding met een sijpelend spoortje bloed uit haar hoofd. Even twijfelt de man of hij zal stoppen, wie heeft hem immers geholpen toen hij het hoognodig had? Maar de ferme kreten alarmeren hem dusdanig dat hij toch even stopt.

De vrouw kijkt hem dankbaar aan en vraagt om ondersteuning. Hoe kan hij in zijn toestand deze vrouw helpen? Hij is niet de sterkste op dit moment en niemand heeft ooit om zijn hulp gevraagd. Hij kan het echter niet over zijn hart verkrijgen om de vrouw aan haar lot over te laten en knielt daarom bij haar neer. “Ik heb alleen wat water, meer kan ik u niet geven”, zegt de man aarzelend. Dankbaar drinkt de vrouw wat slokjes water en mompelt wat verward dat een fietser haar aanreed. De fietser had enkel vluchtig omgekeken in zijn verder onverminderde vaart. Het daagt de man lichtjes dat hij diezelfde fietser zojuist ook is tegengekomen. In een flard hoort hij nog de echo van diens woorden. Hij schudt zijn hoofd bij de gedachte aan de verknipte mensheid op deze aardbol.

De vrouw vraagt hem haar hand vast te houden zodat ze minder het gevoel heeft dat ze alleen is. De man schrikt. Hij heeft nog nooit iemand vastgehouden. De mensen willen hem immers niet. Aarzelend pakt hij haar hand, een warme zachte gerimpelde hand. En lief ja, bovenal heel lief. Voorzichtig streelt hij met een vinger haar huid. Stopt abrupt als hij beseft wat hij doet. De vrouw fluistert dat het goed is. “Waar kom je vandaan?”, vraagt ze.

Na een lange stilte rollen er hakkelend wat woorden uit de vermoeide man: “Een dorp ergens, ik weet niet meer waar, ik ben mezelf en alles kwijtgeraakt, verstoten en alleen….”

De oude vrouw legt haar andere hand zachtjes op zijn handen. Dit minuscule gebaar maakt dat de man breekt. Zoveel tederheid voor hem, diep vanbinnen voelt hij een fractie van een seconde dat hij nodig is. En wel hier en nu. Vanuit het niets begint hij te praten, stamelend, struikelend over zijn woorden. Zijn hersenen werken sneller dan dat hij de zinnen kan vormen. De vrouw knijpt ter aanmoediging zachtjes in zijn handen. Zijn frustratie en verdriet van zijn leven rollen eruit. Hij huilt terwijl hij praat. Vanuit zijn ooghoek ziet hij dat de vrouw haar ogen heeft gesloten. Er glinstert een traan op haar wang. Gesterkt door het moment praat de man maar door en door…totdat hij rustiger wordt en zijn woorden op zijn.

De vrouw verslapt haar greep enigszins wat hem terugroept in de situatie. Hij ziet haar hoofdwond in omvang toenemen. De man realiseert zich dat hij geen aanstalten heeft gemaakt om verdere hulp te zoeken. De situatie is nu te kritisch om haar alleen te laten. De vrouw fluistert alleen nog maar, hij moet zijn hoofd buigen om haar te kunnen verstaan.

“Dank je wel voor je verhaal, jij bent een geboren verteller. Wat een prachtig geschenk heb je mij gegeven op het laatst van mijn leven. Je goedheid is een groot goed. Koester het. Zoek niet verder, maar wees jezelf.”

Saskia Maters