Wijsheid

Ergens in Nepal meldt NaiWai zich volgens afspraak om klokslag 10.00 uur aan de tempelpoort voor zijn zesdaagse inwijding. Met veel bravoure leeft NaiWai tot nu toe zijn leven. Bluffen, stoer doen, NaiWai heeft graag publiek.


Zijn brutaliteit komt hem meestal goed van pas, maar nu zijn de zenuwen hem de baas. De inzet van de weddenschap was hoog: de verliezer laat zich inwijden tot monnik. Wanneer de hoofdmonnik zwijgend de enorme poort opent, knippert hij met zijn ogen als uitnodiging aan NaiWai om binnen te treden. “Goedemorgen”, mompelt NaiWai. De hoofdmonnik schudt zijn hoofd en legt een vinger op zijn lippen, ten teken dat praten niet mag.

Overdenking
Op de binnenplaats volgen de vele monniken elkaar gedwee in hun gang voorwaarts. Hun lippen bewegen geluidloos en het wapperen van hun gewaden is nauwelijks hoorbaar. Overal waar NaiWai kijkt, ziet hij gevouwen handen, prevelende lippen en ogen die niets lijken waar te nemen. Paniek overvalt hem. Is dit zijn voorland de komende dagen?
Waar is hij aan begonnen? De hoofdmonnik gebaart hem mee te lopen naar de badruimte, waar hij zich moet reinigen. Diep onder de indruk van alles doet hij wat hem wordt gevraagd. Vervolgens krijgt hij een oranje gewaad aan, wat onwennig voelt. Maar goed dat zijn vrienden hem niet zien, ze zouden hem vierkant uitlachen. “Ha ha”, lacht hij dan ook hardop, gegrepen door de dwaasheid van zijn situatie. De monnik schudt opnieuw zijn hoofd en geeft het teken van stilte. Ze belanden uiteindelijk in een kleine kale ruimte met op de muur alleen een tekst:

“Welkom in onze tempel. Hier wordt niet hardop gesproken. In zes dagen inwijding mag u slechts zes woorden uitspreken. Alles wat u reeds gezegd heeft binnen onze tempelpoort gaat direct van het aantal te spreken woorden af. De kracht van uw gedachten zal belangrijker zijn dan het gesproken woord.”

NaiWai is met stomheid geslagen. Hij knippert eens met zijn ogen en leest de tekst nog een keer. Langzaam dringt tot hem door dat hij al drie van de zes woorden gebruikt heeft in het halve uur dat hij hier is. Dat betekent nog drie woorden over voor de komende zes dagen. Van zijn stoere houding is plotsklaps niets meer over. De monnik neemt hem mee richting slaapruimte en laat NaiWai daar alleen achter.

De volgende ochtend merkt NaiWai dat de overige slaapmatjes onbeslapen zijn gebleven. Zijn hoofd is moe van al het denken, hij verlangt nog steeds naar slaap. Al die uren heeft hij geen sterveling gezien of gehoord. NaiWai vraagt zich af of alle monniken dezelfde opdracht hebben binnen deze tempelmuur. Of is het zeswoorden-plan speciaal voor hem bedacht? Op dag twee waagt hij zich toch naar buiten en vraagt aan de eerste monnik die hij tegenkomt: “Water.” Het deert hem niet dat dit hem zijn vierde woord kost. Het water wordt hem aangewezen en hij kan zoveel drinken als hij wil.

Verrassing
Eenmaal buiten, vraagt hij zich verbaasd af wat die monniken bezielt om onophoudelijk te blijven lopen. Dan trekt een kleine gedaante, ergens in het midden van de sliert monniken, zijn aandacht. Hij kijkt nog eens goed en ziet dat het een vrouw is. Haar gracieuze bewegingen en zachte uitstraling maken dat hij moet blijven kijken. In het voorbijgaan werpt de vrouw hem een kortstondige blik toe, waardoor NaiWai nog meer in verwarring raakt.
Ze heeft prachtige, diepgroene ogen waar hij volledig in verdrinkt. Maar waarom loopt zij tussen al die mannen? Een tempel is toch niet toegankelijk voor vrouwen? “Wauw”, fluistert NaiWai. De monniken slaan geen acht op hem, maar de vrouw zwaait heel even. Een vluchtig gebaar, maar lang genoeg om hem bij positieven te brengen. Hij hapt naar adem, van ontroering of door het besef dat hij nog maar één woord over heeft? Hoe kan het dat niemand zich met hem bezighoudt, maar dat iedereen schijnt te weten welke opdracht hij moet volbrengen?

Nieuw inzicht
NaiWai keert terug naar zijn slaapmat om na te denken. Hij sluit zijn ogen en ziet alleen maar de betoverende ogen van de vrouw. Om contact met haar te maken moet hij een strategie bedenken. Haar mysterieuze verschijning heeft een enorme aantrekkingskracht op NaiWai en in de buitenwereld was hij direct op haar afgestapt. Vrouwen zijn doorgaans
zeer gecharmeerd van zijn vlotte babbel. Maar nu zal hij in stilte haar aandacht moeten zien te trekken. Omdat zij zich heeft aangepast aan de sereniteit binnen deze poort, rest hem niets anders dan haar pad te volgen. Uiteindelijk valt hij uitgeput in slaap.

Op de derde ochtend gaat NaiWai op zoek naar de vrouw. Het is moeilijk haar te vinden tussen de haast identieke kale hoofden, oranje gewaden, blote voeten en prevelende lippen. Hij voegt zich in de sliert zonder haar te ontdekken. Vragen naar de vrouw is onmogelijk gezien zijn spreekverbod. NaiWai wisselt van rij, maar na uren lopen geeft hij het op. Zijn voeten willen niet langer, maar het stoïcijns lopen in hetzelfde tempo geeft hem toch een mate van rust.

Dag vier en vijf verlopen op dezelfde manier en NaiWai waardeert inmiddels de aangename kalmte. De muurspreuk heeft zijn uitwerking op hem niet gemist, bedenkt NaiWai zich. Zijn drang naar de vrouw is echter onverminderd aanwezig en hij voelt dat ze nog in de tempel is. Inmiddels heeft hij ontdekt dat zijn bravoure en grote mond hem nog nergens
hebben gebracht in zijn leven. Wil hij zo doorgaan? Nee, hij staat nu voor de uitdaging om iets voor elkaar te krijgen zonder drukte en geschreeuw, maar met overdenking en geloof in zichzelf.

Inwijding geslaagd?
Op zijn zesde en laatste dag begeeft NaiWai zich opnieuw tussen de monniken. En ja, drie plaatsen voor hem, daar loopt ze. Zijn hart slaat sneller. Hij moet zien dat hij achter de vrouw komt zodat hij haar aandacht kan trekken. In het besef dat het alles of niets is, snelt hij de rij uit om zich achter de vrouw weer in te voegen. Enkele monniken kijken even op, maar gaan vervolgens verder met het prevelen van hun gebeden. Hij is nu dicht bij haar en een warm gevoel overspoelt hem. Wat zou hij graag in haar diepgroene ogen willen kijken en haar meenemen buiten de tempelpoort om haar beter te leren kennen.

Kreeg hij nu maar een heldere ingeving om haar te laten omkijken. Zijn resterende woord is hiervoor niet voldoende. Wat gebeurt er als ik meer woorden gebruik? piekert NaiWai. Zijn brein is lamgeslagen door haar verpletterende uitwerking op hem. Het enige wat hij nog kan denken is: ik wil haar. Impulsief begeeft hij zich naast de vrouw die hem hierop kortstondig maar indringend aankijkt. Het is nu of nooit en hij fluistert onsamenhangend, maar hapert als de vrouw zwijgend zijn hand in de hare neemt. Die emotie is allesomvattend. NaiWai voelt zijn intense hartslag, wankelt op zijn benen en verliest zich in de serene stilte…

Saskia Maters